17 oktober 2016
Interview met Eric Peter
Menno Vuister
MV: Je bent begonnen met een jaar kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Hoe komt het dan dat je nu kunstenaar bent?
EP: Ik denk dat de keuze voor Kunstgeschiedenis deels kwam door de omgeving waar ik in zat. Ik heb gymnasium gedaan en het was de bedoeling dat je daarna naar de universiteit ging. Ik had eigenlijk nooit naar een kunstacademie gekeken. Op de universiteit stoorde ik me er aan dat mensen alleen maar van boekenkennis leken uit te gaan. Ik was heel erg met antropologie bezig en had gehoopt dat ik dat meer zou terugvinden in de studie. Ik was vooral geïnteresseerd in de persoon achter de kunstenaar. Later kreeg ik veel vrienden die op de kunstacademie zaten en ben toen overgestapt naar de academie, richting fotografie. Mijn werk was daar veel te ‘autonoom’ voor het curriculum. Daarna ben ik pas beeldende kunst gaan studeren.
MV: Je interesse in antropologie zit behoorlijk verweven in je werk. Waar is dat begonnen?
EP: Ik ben opgegroeid in Dordrecht, een eiland in de Biblebelt. Dat is beklemmend, ook al is het wat vrijer dan de dorpen eromheen. Mijn interesse in antropologie begon als een soort vlucht uit die wereld naar totaal andere ideeën en percepties. Ik denk dat het me heel erg heeft geholpen om dingen te kunnen relativeren. Ik kon altijd naar een andere cultuur, ander gebruik of iets uit een andere tijdsperiode kijken en dat gaf de mogelijkheid dingen anders te zien. Zo is dat eigenlijk gegroeid. Ik besefte me een paar jaar terug dat de Indische invloed van mijn grootouders hierin ook een rol heeft gespeeld. In hun huis hadden ze allemaal opgezette krokodillen, Kelims, Batik en Wajangpoppen. Als kind vond ik dat magisch.
MV: In je werk zit een drang naar verbondenheid, naar iets wat je relationeel zou kunnen noemen. Hoe verhoudt dat zich tot het maakproces?
EP: Vooral Familiar Strangers: Conversations on the Near Future (2016) is daar een goed voorbeeld van. In mijn werk wil ik vragen opwerpen over bepaalde denkwijzen, actuele thema’s of een bepaald sentiment in de maatschappij – maar niet op een dogmatische manier. Toen ik begon met performance als medium deed ik alles zelf. Daardoor ging het heel erg om mij als individu en dat was eigenlijk helemaal niet belangrijk voor de betekenis van het werk. Toen ben ik er anderen bij gaan betrekken. Later hebben die mensen, zoals in Familiar Strangers, veel meer een eigen actieve rol binnen dat werk gekregen. Daarbij vind ik het belangrijk om actief een dialoog aan te gaan. Eerder waren ze meer passieve acteurs.
MV: Er wordt op de academie vaak gesproken over het vinden van je vorm; het medium waarmee je jouw ideeën het best naar buiten kan brengen. Hoe is het idee ontstaan dat jij dit door middel van performances wilde doen?
EP: Ik denk dat het teruggaat op klassieke antropologische beelden die ik uit mijn jeugd ken. Ik vond het altijd zo krachtig als een bepaalde dans of ritueel plaatsvond, hoe de interactie tussen mensen is als zoiets gebeurt en hoe het mensen bindt. Het mooie aan performance vind ik dat het reageert op een moment en op de mensen die daar zijn. Soms wordt dat theatraal genoemd in het dagelijks leven. Voor mij voelt het heel natuurlijk, en ook in mijn fotografie kwam dat naar buiten. Met schilderen heb ik bijvoorbeeld nooit iets gehad. Nu ben ik wel wat dingen met verf het decoreren.
MV: Ik heb het gevoel dat veel jonge kunstenaars de neiging hebben om een politiek of maatschappelijk standpunt in te nemen, of dat zij een geëngageerd thema zoeken om het belang van kunst voor de maatschappij te kunnen bewijzen. Hoe verhoud jij je hier toe?
EP: Hier denk ik soms wel over, maar al voordat ik kunst maakte was ik een soort advocaat van de duivel. Ik wilde altijd die andere mening naar voren brengen om mensen aan het denken te zetten. Er zijn kunstenaars die activistisch en interessant werk maken wat dan totaal onesthetisch is. Daar kan ik weinig mee. Het gaat mij er veel meer om dat iets heel mooi is en tegelijkertijd ook iets inhoudelijks uitdraagt. Ik houd me ook niet bezig met of iets meer waarde heeft omdat het geëngageerd is. Ik probeer gewoon te doen wat ik wil en te adresseren wat ik belangrijk vind.
MV: Esthetiek is dus een duidelijke voorwaarde voor je artistieke praktijk. Hoe zet je jouw ideeën en onderzoek om tot iets esthetisch?
EP: Soms valt een beeld dat je in je hoofd hebt ineens samen met een idee of onderzoek. Dat gaat vaak heel organisch. Tijdens mijn residencies bij Vasl Artist’s Collective in Pakistan en The Unifiedfield in de Filippijnen (beiden 2015) had ik bijvoorbeeld een aantal willekeurige woordcombinaties opgeschreven. Toen ik die later in mijn notitieboekje zag, werden dat namen van personages. Zo begon ik aan een theaterstuk te schrijven. Uiteindelijk komt het onderzoek vaak heel intuïtief tot een beeld, of ik perform als het ware met materiaal. Ik ga dan in mijn atelier op in een soort ritueel of performance waarin materiaal een functie krijgt. Daarvoor voed ik mij met informatie en alle beelden die daar uit voortkomen zijn daarmee doordrenkt.
MV: En dan Kunsthuis SYB. Hoe ben je daarmee bekend geraakt?
EP: Sinds het derde jaar van de academie wilde ik al een residency doen bij Kunsthuis SYB. Ik dacht als ik daar klaar voor ben doe ik dat wel een keer. Ook via Rory Pilgrim en Jasper Griepink, wier werk op dat van mij aansluit, hoorde ik van SYB. Het zit dus al een paar jaar in mijn hoofd. Toen zag ik de open call [voor de Sybren Hellinga Kunstprijs, red.] en dacht: “Nou, ik probeer het.”
MV: Heb je vaker op een vergelijkbare manier werk ingestuurd?
EP: Ja, ik ben eigenlijk altijd wel bezig met open calls om mijn werk naar buiten te krijgen.
MV: Zie je open calls ook nadrukkelijk als een goede manier voor jonge kunstenaars om werk te tonen en om aandacht daarvoor te krijgen?
EP: Ik denk wel dat het goed is omdat je dan over je werk moet schrijven, dus ik merk wel dat ik zelf beter ben geworden in dingen overdenken en verwoorden en budgetplannen maken. Ook is het goed om iets buiten je directe netwerk de wereld in te sturen. Ik weet alleen niet of het altijd goed is. In tegenstelling tot Kunsthuis SYB zijn er ook veel opportunistische initiatiefjes die alleen maar geld willen opstrijken over de rug van (jonge) kunstenaars.
MV: Je gaat, net als de andere vier genomineerden, werk laten zien bij Kunsthuis SYB. Heb je al een idee wat je gaat tonen?
EP: Ik wil heel graag een project laten zien waar ik nu mee bezig ben, een poppentheater, maar dat wil ik niet overhaasten. Toch wil ik niet weer de video’s van Familiar Strangers screenen. Het zal dus een installatie worden waarin ik een aanzet laat zien; een versie die toont waar het stuk Generous Government and the Triad of Sorrows zich nu bevindt.