17 oktober 2016

Interview met Machteld Rullens

Yasmijn Jarram

Waarom besloot je naar de kunstacademie te gaan?

“Ik denk dat mijn keuze om kunstenaar te worden te maken heeft met het huis waarin ik opgroeide. Mijn ouders zijn altijd spullen aan het verzamelen en verplaatsen. Ze zijn net uit Rome terug naar Nederland verhuisd en het huis staat vol – van alles hebben ze nu twee. Van jongs af aan ben ik die spullen aan het tekenen. Het huis was voorheen van Amerikanen en mijn kamer had een behang van Coca Cola-logo’s. Zelfs het tapijt was rood met wit. Toen het tijd werd om mijn ouderlijk huis te verlaten wilde ik iets doen waarbij ik het denken met mijn handen kon combineren met mijn gedachtes, zowel op filosofisch als sociaal gebied. Op de academie vond ik dat niet onmiddellijk, ik heb erg gezocht naar wat ik wilde doen. Je kan wel stellen dat ik geen idee had wat het kunstenaarschap inhield. Alles wat ik deed was een probeersel.”

Na je afstuderen aan de KABK [Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag] in 2012 ben je een master gaan doen aan het Piet Zwart Institute in Rotterdam. Waarom koos je daarvoor?

“Het Piet Zwart Institute sprak me aan omdat er een groep zeer gedreven mensen met verschillende achtergronden bij elkaar komt. Je hebt een enorme studio ter beschikking en wordt gepusht om steeds opnieuw je werk te presenteren en te bespreken. Ik heb daar veel van medestudenten geleerd, bijvoorbeeld om langer de tijd te nemen voor mijn werk. Mijn kunstenaarschap is geen sprint, ik loop de marathon.”

Je werkt voornamelijk met video en installatie. Wat vind je daar interessant aan?

“In video kun je de realiteit totaal verknippen, hoewel de realiteit soms al absurder is dan wat je ooit zou kunnen bedenken. Je vertrekt vanuit een registratie. Ik denk vaak in beelden en probeer deze beelden de laatste tijd te versimpelen. Video bezit ook een soort magie, het kan hypnotiserend zijn. Daarnaast is bewegend beeld overal. Overigens heb ik pas op de academie voor het eerst een videocamera opgepakt. Die naïviteit en ‘beginners luck’ probeer ik in ieder werk opnieuw bij mezelf op te roepen.

Heb je hier een voorbeeld van?

Tijdens mijn solotentoonstelling bij galerie Rianne Groen The Latest, begin 2016 presenteerde ik werk gebaseerd op de metro van Parijs ontworpen door Hector Guimard. Zijn Art Deco entree tot de ondergrondse is een symbool van Parijs. Sierlijk, maar toch afstandelijk. Ik leerde in drie maanden lassen in de studio van Neïl Beloufa, net buiten Parijs, en werkte voor het eerst met staaldraad. In de video, die deel uitmaakt van de installatie, is mijn hekwerk opnieuw zichtbaar. De hoofdrol is weggelegd voor een eenarmige kreeft die in het Frans klaagt over de maatschappij en uiteindelijk gekookt wordt.”

Je hebt dus een tijd in Parijs gewoond en gewerkt. Heeft dit invloed gehad op de inhoud of het proces richting een ‘af’ werk? Ontstaat je werk vaak vanuit specifieke plekken of interacties?

“De plek waar mijn werk gemaakt of tentoongesteld wordt is belangrijk. Daar begin ik vaak mee. Wat speelt zich daar af? Hoe reageren mensen op hun omgeving? Hoe beweeg ik zelf in die ruimte? Hoe ga ik in dit geval om met het competitieve element binnen deze expositie? Hoe kunnen we collectief rebelleren? Het zijn de kleine details in een groter geheel. Mijn werk komt altijd voort uit een samenwerking. Ik probeer mezelf uit te dagen door anderen in het maakproces te betrekken – dan vraag ik bijvoorbeeld iemand om ter plekke iets te beantwoorden over een beeld of situatie, of ik geef aanwijzingen en kijk hoever hij of zij daarin meegaat. In Gent woonde ik naast het St. Pietersplein, een groot leeg plein waar ik vaak zat. Op een dag merkte ik op dat we niet zo goed meer weten hoe we met zo’n lege ruimte om kunnen gaan. Ik besloot mensen te volgen met een lange stok en een krijtje in mijn hand, zo ontstond een ‘sociale’ tekening.”

Speelt performance ook een rol, gezien je interesse in ruimte, de verhouding tussen mensen en gedrag?

“Ik denk zeker na over performance, maar weet niet zo goed wat het precies inhoudt. Ik vind het fascinerend om te kijken naar mensen die werken, dat kan ik uren doen. Er bestaan YouTube video’s van mensen die niets anders doen dan dozen met nieuwe producten uitpakken, ‘unboxing’ heet dat. Geweldig hoe mensen zo obsessief iets kunnen doen en dat daar blijkbaar ook nog een publiek voor is.”

Dus je bent ook een verzamelaar van andermans fascinaties.

“In zekere zin wel. Je zou kunnen zeggen dat ik geïnteresseerd ben in mensen die zich met grote overgave op één ding toeleggen, misschien omdat ik dat zelf niet kan. Het blijft een combinatie van actief zoeken en spontaan vinden. Laatst ontving ik via Marktplaats een pakket dat ik bijna niet durfde uit te pakken, zo mooi was het ingepakt. Dat heb ik ook bewaard. Misschien dat zoiets dan later terugkomt in een werk.”

Je bent genomineerd voor de Sybren Hellinga Prijs. Kende je Kunsthuis SYB al?

“Zeker, al moet ik eerlijk bekennen dat ik er nog nooit ben geweest. Ik vind het een eer om mee te mogen doen en werk te kunnen maken voor een nieuw publiek. De ruimte van SYB is niet enorm, dus we moeten als kunstenaars onderling goed overleggen.”

Wat zou je in de toekomst graag nog bereiken?

“Ik hoop een keer naar Japan te reizen, ergens waar een cultuur sterk bedacht en uitgedacht is en mensen naar mijn idee die regels ook volgen. Zelf zou ik daar helemaal kriebelig van worden en er tegenin gaan. Ook zou ik eens een langere film willen maken met een team, maar ik weet nog niet waarover. Tot die tijd blijf ik verzamelen.”